Lezing van Gods Woord
Loven wij de Heer, Hem zij alle eer en dank.
Ik ben de goede herder,
Mijn schapen luisteren naar mijn stem,
zij zullen één kudde en één schaapstal worden.
Loven wij de Heer, Hem zij alle eer en dank.
Jeremia 17,5-10
Zo spreekt de Heer:
‘Vervloekt is hij die op mensen vertrouwt,
die steunt op een schepsel
en zich afkeert van de Heer.
Hij is een kale struik in de steppe;
nooit krijgt hij regen.
Hij staat op dorre woestijngrond
in een onvruchtbaar, verlaten gebied.
Gezegend is hij die op de Heer vertrouwt,
en zich veilig weet bij Hem.
Hij is een boom aan een rivier
met wortels tot in het water.
Hij heeft geen last van de hitte,
zijn bladeren blijven groen.
Een tijd van droogte deert hem niet,
hij blijft vrucht dragen.
Niets is zo onbetrouwbaar als het hart,
onverbeterlijk is het, wie kan het peilen?
Ik, de Heer, doorgrond hart en nieren,
Ik beoordeel iedereen naar zijn daden,
naar de vrucht van zijn werk.
[Copyright © 1995 Katholieke Bijbelstichting]
Loven wij de Heer, Hem zij alle eer en dank.
Ik geef jullie een nieuw gebod:
gij moet elkander liefhebben.
Loven wij de Heer, Hem zij alle eer en dank.
De profeet Jeremia had Israël er reeds van beschuldigd dat het de Heer de rug had toegekeerd door naar Egypte en Assyrië over te lopen in de overtuiging dat het daar steun en verdediging zou vinden. De overvloed van het water van de Nijl en de Eufraat, die Israël naar deze twee grote mogendheden had gedreven, blijkt een bittere illusie: "Vervloekt is hij die op mensen vertrouwt [...] Hij is een kale struik in de steppe; nooit krijgt hij regen. Hij staat op dorre woestijngrond in een onvruchtbaar, verlaten gebied". Met dit beeld leert de profeet hoe dwaas het is om je vertrouwen in menselijke krachten te stellen. Enkel de Heer kan dat kleine volk verdedigen en het doen groeien, bevrijd van de hebzucht van de machtigen. Daarom verkondigt de profeet: "Gezegend is hij die op de Heer vertrouwt, en zich veilig weet bij Hem". En Jeremia gaat verder: "Hij is een boom aan een rivier met wortels tot in het water". Met dit beeld, dat we terugvinden in Psalm 1, wil de profeet zijn toehoorders duidelijk maken hoe belangrijk het is om trouw te blijven aan God en aan zijn verbond. Jeremia sluit af met het beeld van het hart, de plaats die weergeeft hoe diep je gevoelens zijn en de plaats waar je beslist om je voor altijd aan God te binden.
Het gebed is het hart van het leven van de Gemeenschap van Sant’Egidio. Het is haar eerste “werk”. Aan het einde van de dag komt elke Gemeenschap, of die nu klein of groot is, samen bij de Heer om het Woord te beluisteren en zich tot Hem te richten in het gebed. De leerlingen kunnen niet anders dan aan de voeten van Jezus zitten, zoals Maria van Bethanië, om het “betere deel” te kiezen (Lc 10, 42) en van Hem zijn gezindheid te leren (vgl. Fil 2, 5).
Elke keer dat de Gemeenschap zich tot de Heer richt, maakt ze zich die vraag eigen van de anonieme leerling: “Heer, leer ons bidden!” (Lc 11, 1). En Jezus, meester in het gebed, antwoordt: “Wanneer jullie bidden, zeg dan: Abba, Vader”.
Wanneer we bidden, ook in de geslotenheid van ons eigen hart, zijn we nooit alleen of verweesd. Integendeel, we zijn leden van de familie van de Heer. In het gemeenschappelijk gebed wordt naast het mysterie van het kindschap, ook dat van de broederschap en zusterschap duidelijk.
De Gemeenschappen van Sant’Egidio, verspreid over de wereld, verzamelen zich op de verschillende plaatsen die gekozen zijn voor het gebed en brengen de hoop en het verdriet van de “uitgeputte en hulpeloze mensenmenigte” waarover het Evangelie spreekt (Mt 9, 37) bij de Heer. Deze oude menigte omvat de inwoners van onze hedendaagse steden, de armen die zich bevinden in de marge van het leven, en iedereen die wacht om als dagloner te worden aangenomen (vgl. Mt 20).
Het gemeenschappelijk gebed verzamelt de schreeuw, de hoop, het verlangen naar vrede, genezing, zin en redding, die beleefd worden door de mannen en vrouwen van deze wereld. Het gebed is nooit leeg. Het stijgt onophoudelijk op naar de Heer opdat verdriet verandert in vreugde, wanhoop in blijheid, angst in hoop, eenzaamheid in gemeenschap. En het rijk Gods zal spoedig temidden van de mensen komen.