GEBED IEDERE DAG

Gebed van het heilig kruis
Woord van god elke dag
Libretto DEL GIORNO
Gebed van het heilig kruis
Vrijdag 21 maart

Lezing van Gods Woord

Loven wij de Heer, Hem zij alle eer en dank.

Dit is het evangelie van de armen, de bevrijding van de gevangen,
het zicht van de blinden, de vrijheid van de onderdrukten.

Loven wij de Heer, Hem zij alle eer en dank.

Genesis 37,3-4.12-13.17-28

Israël hield meer van Jozef dan van al zijn andere zonen, omdat hij hem nog op zijn oude dag had gekregen. Hij had voor hem een prachtig kleed laten maken. De broers merkten dat hun vader meer van Jozef hield dan van hen, en zij gingen hem zo haten dat ze geen goed woord meer voor hem over hadden. Eens waren zijn broers bij Sichem de kudden van hun vader gaan weiden, toen Israël tegen Jozef zei: ‘Je weet dat je broers de kudde weiden bij Sichem. Zou je niet naar hen toe willen gaan?' Hij antwoordde: ‘Dat wil ik graag doen.' De man antwoordde: ‘Ze zijn van hier vertrokken en ik heb ze horen zeggen: Laten we naar Dotan gaan.' Jozef ging daarop zijn broers achterna en vond hen in Dotan. Zij hadden hem al in de verte zien aankomen, en voor hij bij hen was, smeedden zij het plan om hem te doden. Ze zeiden tegen elkaar: ‘Daar komt hij aan, de grote dromer! Nu hebben we de kans. We vermoorden hem en gooien hem in een put. We kunnen zeggen dat een wild beest hem verslonden heeft. Dan zullen we eens kijken wat er van zijn dromen terechtkomt!' Toen Juda dit hoorde, probeerde hij hem uit hun handen te redden en zei: ‘We mogen hem niet doden.' Ruben zei tegen hen: ‘Vergiet toch geen bloed! Ginds in de steppe is een put; gooi hem daarin, maar sla niet de hand aan hem.' Hij wilde hem uit hun handen redden en bij zijn vader terugbrengen. Zodra Jozef bij zijn broers kwam, trokken zij hem het kleed uit, het prachtige kleed dat hij droeg, grepen hem vast en wierpen hem in de put. De put was leeg en er stond geen water in. Terwijl ze zaten te eten, zagen zij ineens een karavaan van Ismaëlieten, die van Gilead kwam. De kamelen waren beladen met gom, balsem en hars; zij waren op weg naar Egypte om de koopwaar daar af te leveren. Juda zei tegen zijn broers: ‘Wat hebben we eraan, die broer van ons te vermoorden en zijn bloed te bedekken! Laten wij hem liever aan de Ismaëlieten verkopen en niet de hand aan hem slaan; hij is toch een broer van ons, ons eigen vlees.' Zijn broers stemden daarmee in. Toen Midjanitische kooplieden voorbijkwamen, trokken de broers Jozef uit de put en verkochten hem voor twintig sikkel zilver aan de Ismaëlieten. De kooplieden voerden Jozef naar Egypte.

[Copyright © 1995 Katholieke Bijbelstichting]

Loven wij de Heer, Hem zij alle eer en dank.

De Mensenzoon is gekomen om te dienen,
Wie groot wil zijn moet dienaar worden van allen.

Loven wij de Heer, Hem zij alle eer en dank.

Deze tekst uit het boek Genesis vertelt het verhaal van Jozef, zoon van Jakob en diens vrouw Rachel. Zijn broers waren jaloers op zijn rol binnen de familie en op zijn dromen, en wilden hem uit de weg ruimen. In hem - een rechtvaardig man die uit jaloezie veroordeeld wordt - herkennen we Jezus, die over enkele weken verkocht en onschuldig veroordeeld zal worden in samenwerking met de Romeinen en de bewoners van Jeruzalem, omdat de priesters, de schriftgeleerden en de farizeeën jaloers op Hem waren. Ruben, de grote broer van Jozef, overtuigt de andere broers om Jozef niet te doden, maar om hem te verkopen aan handelaars die daar toevallig voorbijkwamen. Die kopen hem en brengen hem naar Egypte. Jozef, die over heel wat leiderschapscapaciteiten beschikt, schopt het tot in de hoogste Egyptische regionen, waar hij een naaste medewerker van de farao wordt. We weten dat Jozef zich niet wil wreken op zijn broers. Op het meest dramatische moment van de hongersnood zal hij hen en zijn vader zelfs redden, nadat hij eerst de band die zijn broers hadden verbroken hersteld heeft. Dit verhaal van Jozef helpt ons te begrijpen wat er gebeurd is met Jezus, die ons redt van zonde en dood. Het begin van de verlossing is bevrijd worden van de eenzaamheid, door ons deel te maken van een familie van broers en zussen, van een nieuw netwerk van relaties dat niet gebaseerd is op bloedverwantschap, maar op de geest van liefde die Hij zelf geeft. Zo krijgen wij deel aan zijn visioen, zijn grote droom voor de wereld: van alle volken één grote familie maken, met God als Vader en Jezus als eerstgeborene onder ons allen.

Het gebed is het hart van het leven van de Gemeenschap van Sant’Egidio. Het is haar eerste “werk”. Aan het einde van de dag komt elke Gemeenschap, of die nu klein of groot is, samen bij de Heer om het Woord te beluisteren en zich tot Hem te richten in het gebed. De leerlingen kunnen niet anders dan aan de voeten van Jezus zitten, zoals Maria van Bethanië, om het “betere deel” te kiezen (Lc 10, 42) en van Hem zijn gezindheid te leren (vgl. Fil 2, 5).

Elke keer dat de Gemeenschap zich tot de Heer richt, maakt ze zich die vraag eigen van de anonieme leerling: “Heer, leer ons bidden!” (Lc 11, 1). En Jezus, meester in het gebed, antwoordt: “Wanneer jullie bidden, zeg dan: Abba, Vader”.

Wanneer we bidden, ook in de geslotenheid van ons eigen hart, zijn we nooit alleen of verweesd. Integendeel, we zijn leden van de familie van de Heer. In het gemeenschappelijk gebed wordt naast het mysterie van het kindschap, ook dat van de broederschap en zusterschap duidelijk.

De Gemeenschappen van Sant’Egidio, verspreid over de wereld, verzamelen zich op de verschillende plaatsen die gekozen zijn voor het gebed en brengen de hoop en het verdriet van de “uitgeputte en hulpeloze mensenmenigte” waarover het Evangelie spreekt (Mt 9, 37) bij de Heer. Deze oude menigte omvat de inwoners van onze hedendaagse steden, de armen die zich bevinden in de marge van het leven, en iedereen die wacht om als dagloner te worden aangenomen (vgl. Mt 20).

Het gemeenschappelijk gebed verzamelt de schreeuw, de hoop, het verlangen naar vrede, genezing, zin en redding, die beleefd worden door de mannen en vrouwen van deze wereld. Het gebed is nooit leeg. Het stijgt onophoudelijk op naar de Heer opdat verdriet verandert in vreugde, wanhoop in blijheid, angst in hoop, eenzaamheid in gemeenschap. En het rijk Gods zal spoedig temidden van de mensen komen.