Lezing van Gods Woord
Loven wij de Heer, Hem zij alle eer en dank.
Iedereen die leeft en in Mij gelooft
zal in eeuwigheid niet sterven.
Loven wij de Heer, Hem zij alle eer en dank.
Micha 7,14-15.18-20
Neem uw herdersstaf en hoed uw volk,
de schapen die uw erfdeel zijn;
tussen de bomen, midden in het woud, zijn zij zo vereenzaamd.
Laat ze weiden in Basan en Gilead,
zoals in vroegere dagen.
Ik zal u wonderen laten zien,
zoals in de dagen dat u uit Egypte wegtrok.
Wie is God als U,
die de ongerechtigheid vergeeft,
die voorbijgaat aan de zonde,
door de rest van zijn erfdeel bedreven,
die zijn toorn niet altijd laat duren,
maar zijn vreugde vindt in goedheid?
Hij zal zich opnieuw over ons ontfermen,
Hij zal onze schuld onder zijn voeten verpletteren.
Al onze zonden zal Hij verwijzen naar de bodem van de zee.
Aan Jakob zult U uw trouw,
en aan Abraham uw goedheid geven,
zoals U het onze vaderen hebt gezworen,
in de dagen van weleer.
[Copyright © 1995 Katholieke Bijbelstichting]
Loven wij de Heer, Hem zij alle eer en dank.
Als je gelooft,
zal je Gods heerlijkheid zien, zo spreekt de Heer.
Loven wij de Heer, Hem zij alle eer en dank.
De profeet Micha roept God aan die als een herder zorg draagt voor zijn kudde, Israël. Hij is zich ervan bewust dat de Heer voor hen gezorgd heeft sinds Hij hen uit Egypte wegvoerde en hen bevrijdde uit de slavernij van de farao. Met het beeld van de herder roept hij de attente en bekommerde zorg op, de bescherming van de eenheid van de kudde die anders verspreid zou zijn en de verdediging van de schapen, zelfs als dat ten koste van zijn eigen leven gaat. Micha vraagt de Herder met aandrang dat Hij blijft handelen ten gunste van zijn volk. Er zijn twee manieren waarop deze goddelijke tussenkomst blijkt. De Heer is een herder die vergeeft: "Wie is God als U, die de ongerechtigheid vergeeft, die voorbijgaat aan de zonde, door de rest van zijn erfdeel bedreven?". En dan is hij ook een herder die zijn volk blijft liefhebben: "Hij zal zich opnieuw over ons ontfermen, Hij zal onze schuld onder zijn voeten verpletteren. Al onze zonden zal Hij verwijzen naar de bodem van de zee". De Heer is de goede herder die voor zijn volk zorgt, en die zorg begint met vergeving. De vergeving van de Heer openbaart meer dan iets anders wie de God van Israël is en hoe Hij zich onderscheidt van alle afgoden. Micha lijkt niet de juiste woorden te vinden om Gods barmhartigheid te openbaren. De figuur van de herder zal door Jezus worden opgepikt: Hijzelf stelt zich voor als de herder die zijn schapen kent, die ze bij name roept en ze in de kudde opneemt. En als er een verdwaalt, laat Hij alle andere achter om het te gaan zoeken. Laten wij de Heer bidden dat wij mogen luisteren naar zijn stem van de goede herder en één kudde mogen zijn, die zich slechts door Hem laat leiden en die leert te leven van zijn barmhartigheid.
Het gebed is het hart van het leven van de Gemeenschap van Sant’Egidio. Het is haar eerste “werk”. Aan het einde van de dag komt elke Gemeenschap, of die nu klein of groot is, samen bij de Heer om het Woord te beluisteren en zich tot Hem te richten in het gebed. De leerlingen kunnen niet anders dan aan de voeten van Jezus zitten, zoals Maria van Bethanië, om het “betere deel” te kiezen (Lc 10, 42) en van Hem zijn gezindheid te leren (vgl. Fil 2, 5).
Elke keer dat de Gemeenschap zich tot de Heer richt, maakt ze zich die vraag eigen van de anonieme leerling: “Heer, leer ons bidden!” (Lc 11, 1). En Jezus, meester in het gebed, antwoordt: “Wanneer jullie bidden, zeg dan: Abba, Vader”.
Wanneer we bidden, ook in de geslotenheid van ons eigen hart, zijn we nooit alleen of verweesd. Integendeel, we zijn leden van de familie van de Heer. In het gemeenschappelijk gebed wordt naast het mysterie van het kindschap, ook dat van de broederschap en zusterschap duidelijk.
De Gemeenschappen van Sant’Egidio, verspreid over de wereld, verzamelen zich op de verschillende plaatsen die gekozen zijn voor het gebed en brengen de hoop en het verdriet van de “uitgeputte en hulpeloze mensenmenigte” waarover het Evangelie spreekt (Mt 9, 37) bij de Heer. Deze oude menigte omvat de inwoners van onze hedendaagse steden, de armen die zich bevinden in de marge van het leven, en iedereen die wacht om als dagloner te worden aangenomen (vgl. Mt 20).
Het gemeenschappelijk gebed verzamelt de schreeuw, de hoop, het verlangen naar vrede, genezing, zin en redding, die beleefd worden door de mannen en vrouwen van deze wereld. Het gebed is nooit leeg. Het stijgt onophoudelijk op naar de Heer opdat verdriet verandert in vreugde, wanhoop in blijheid, angst in hoop, eenzaamheid in gemeenschap. En het rijk Gods zal spoedig temidden van de mensen komen.