GEBED IEDERE DAG

Gebed op de dag des Heren
Woord van god elke dag

Gebed op de dag des Heren

3DE ZONDAG IN DE VEERTIGDAGENTIJD Lees meer

Libretto DEL GIORNO
Gebed op de dag des Heren
Zondag 23 maart

3DE ZONDAG IN DE VEERTIGDAGENTIJD


Eerste Lezing

Exodus 3,1-8.13-15

Mozes hoedde de kudde van zijn schoonvader Jetro, de priester van Midjan. Eens dreef hij de kudde tot ver in de woestijn en kwam hij bij de berg van God, de Horeb. Toen verscheen hem de engel van de Heer, in een vuur dat opvlamde uit een doornstruik. Mozes keek toe en zag dat de doornstruik in lichterlaaie stond en toch niet verbrandde. Hij dacht: ‘Ik ga eropaf om dat vreemde verschijnsel te onderzoeken. Hoe komt het dat die doornstruik niet verbrandt?' De Heer zag hem naderbij komen om te kijken. En vanuit de doornstruik riep God hem toe: ‘Mozes, Mozes.' Hij antwoordde: ‘Hier ben ik.' Toen sprak de Heer: ‘Kom niet dichterbij en doe uw sandalen uit, want de plaats waar u staat is heilige grond.' En Hij vervolgde: ‘Ik ben de God van uw vaderen, de God van Abraham, de God van Isaak en de God van Jakob.' Mozes bedekte zijn gezicht, want hij durfde niet naar God op te zien. De Heer sprak: ‘Ik heb de ellende van mijn volk in Egypte gezien, de jammerklachten over hun onderdrukkers gehoord; Ik ken hun lijden. Ik ben afgedaald om hen te bevrijden uit de macht van Egypte, om hen weg te leiden uit dit land, naar een land dat goed en ruim is, een land dat overvloeit van melk en honing, het gebied van de Kanaänieten, Hethieten, Amorieten, Perizzieten, Chiwwieten en Jebusieten. Maar Mozes sprak opnieuw tot God: ‘Als ik nu bij de Israëlieten kom en hun zeg: “De God van uw vaderen zendt mij naar u”, en zij vragen: “Hoe is zijn naam?” Wat moet ik dan antwoorden?' Toen sprak God tot Mozes: ‘Ik ben die er is.' En Hij zei: ‘Dit moet u de Israëlieten zeggen: “Hij die er is zendt mij naar u.” ' Bovendien zei God tegen Mozes: ‘Dit moet u tegen de Israëlieten zeggen: De Heer, de God van uw vaderen, de God van Abraham, de God van Isaak en de God van Jakob, heeft mij naar u gezonden. Dit is mijn naam voor altijd. Zo moet men Mij aanspreken, door alle generaties heen.

Psalmgezang

Psalm 103

De Heer is barmhartig en welgezind.

Verheerlijk, mijn ziel, de Heer,
zijn heilige Naam uit het diepst van uw wezen!
Verheerlijk, mijn ziel, de Heer,
vergeet zijn weldaden niet!

Hij is het die uw schulden vergeeft,
die u geneest van uw kwalen.
Hij is het die u van de ondergang redt,
die u omringt met zijn gunst en erbarmen;

De Heer is rechtvaardig in al wat Hij doet,
Hij laat de verdrukten recht wedervaren.
Hij maakte aan Mozes zijn wegen bekend,
Hij toonde zijn werken aan Israëls zonen.

Tweede Lezing

1 Korintiërs 10,1-6.10-12

Vergeet dit nooit, broeders en zusters: onze vaderen verbleven allemaal onder de wolk en trokken allemaal door de zee; zij zijn allemaal in Mozes gedoopt door de wolk en de zee; zij aten allemaal hetzelfde geestelijk voedsel en dronken allemaal dezelfde geestelijke drank, want zij dronken uit een geestelijke rots die met hen meetrok, en die rots was Christus. Maar in de meesten van hen heeft God geen welgevallen gehad; immers, zij werden in de woestijn geveld. Voor ons zijn deze gebeurtenissen een les om niet naar het kwade te verlangen, zoals zij deden. En mopper niet tegen God, zoals sommigen van hen gemopperd hebben: de verderver bracht hen om. Wat hun overkwam is voor ons een voorbeeld; het werd te boek gesteld als een waarschuwing, omdat het einde der tijden op ons afkomt. Daarom, wie meent te staan, moet oppassen dat hij niet valt.

Evangelie

Loven wij de Heer, Hem zij alle eer en dank.

Gisteren ben ik met Christus begraven,
vandaag verrijs ik met U die verrezen zijt.

Loven wij de Heer, Hem zij alle eer en dank.

Lucas 13,1-9

Op dat ogenblik kwamen er mensen bij Hem met het bericht over de Galileeërs van wie Pilatus het bloed met dat van hun offerdieren had vermengd. Hij zei daarop: ‘Denkt u dat deze Galileeërs grotere zondaars zijn geweest dan alle andere Galileeërs, omdat hun dit is overkomen? Geen sprake van. Maar als u zich niet bekeert, zult u allemaal, net als zij, omkomen. Of die achttien die gedood werden toen de Siloam-toren instortte, denkt u dat zij schuldiger zijn geweest dan alle andere inwoners van Jeruzalem? Geen sprake van. Maar als u zich niet bekeert, zult u allemaal, net als zij, omkomen.' Hij vertelde deze gelijkenis: ‘Iemand had in zijn wijngaard een vijgenboom staan. Hij kwam kijken of er vruchten aan zaten, maar vond er geen. Toen zei hij tegen de wijngaardenier: “Dit is nu al het derde jaar dat ik kom kijken of er aan deze vijgenboom vruchten zitten, en er geen vind. Hak hem maar om. Waarom zou hij de grond nog verder in beslag nemen?” De wijngaardenier antwoordde: “Mijnheer, laat hem dit jaar nog staan, zodat ik de grond eromheen kan omspitten en bemesten. Wie weet draagt hij dan volgend jaar vrucht. Zo niet, hak hem dan maar om.” '

[Copyright © 1995 Katholieke Bijbelstichting]

 

Loven wij de Heer, Hem zij alle eer en dank.

Gisteren ben ik met Christus begraven,
vandaag verrijs ik met U die verrezen zijt.

Loven wij de Heer, Hem zij alle eer en dank.

Homilie

"Ik heb de ellende van mijn volk in Egypte gezien, de jammerklachten over hun onderdrukkers gehoord; Ik ken hun lijden". God zelf daalt neer uit de hemel om zijn volk te bevrijden. Hij roept Mozes om hem over zijn besluit te vertellen en hem bij de bevrijding te betrekken. Het initiatief komt van God, die Mozes als instrument gebruikt. De ontmoeting vindt plaats als Mozes op de hellingen van Horeb is. God spreekt vanuit een doornstruik die brandt en toch niet verteerd wordt.
Het woord dat Mozes hoort, weerklinkt ook vandaag nog, terwijl de wereld wordt geteisterd door oorlogen en onrecht. De Heer ziet het lijden van de volkeren, Hij hoort het gekerm van de kinderen, de klaagzang van de ouderen, het geschreeuw van de vrouwen. Het woord keert terug en christenen worden opgeroepen om ernaar te luisteren, zoals op de Horeb toen de Heer tegen Mozes zei: "Doe uw sandalen uit, want de plaats waar u staat is heilige grond". En Mozes - moge hij een meester voor ons allen zijn! - trekt niet alleen zijn sandalen uit, maar verbergt ook zijn gezicht: je kunt niet in de aanwezigheid van God staan door zijn woord met voeten te treden. Mozes is zich bewust van zijn nietigheid en maakt een eerste bezwaar tegen de Heer: "Wie ben ik" om tot het volk van Israël te spreken?". Het lijken wijze woorden, maar eigenlijk zijn ze op een afwijzing. De Heer stelt hem gerust: "Ik zal u bijstaan". In woorden zit de naam van God zelf, zoals Jezus zich volledig zal manifesteren door Emmanuël te belichamen, "God met ons". De Heer vraagt ons om niet moe te worden in het bouwen aan broederlijkheid in deze wereld die door het kwaad onderdrukt wordt. Hij kiest er nog steeds voor om ons te gebruiken om zijn verlossingswerk te volbrengen. De herinnering aan twee dramatische gebeurtenissen, het bloedbad dat Pontius Pilatus had aangericht en dat aan zoveel mensen het leven had gekost, en de instorting van de toren van Siloam, vragen gelovigen om terug te keren naar de Heer om naar zijn wil te handelen en mensen te redden van het geweld van het kwaad. En de gelijkenis van de vijgenboom laat de urgentie zien van onze smeekbeden aan de Heer om geduld te hebben met de mensen en de wereld te verlossen van het kwaad. De dialoog tussen de eigenaar van de wijngaard en de wijngaardenier lijkt een echo van die van Abraham met de Heer om de stad te redden. Het gebed doet God ook terugkomen op zijn beslissingen. Dat is de betekenis van ons gebed in deze tijd van vastentijd en van oorlog. Gebed met geloof en volharding stijgt op naar de hemel, in het besef dat - zoals de psalm zingt - de Heer "barmhartig is en genadig, geduldig, en in liefde groot" (Ps 103, 8).

Het gebed is het hart van het leven van de Gemeenschap van Sant’Egidio. Het is haar eerste “werk”. Aan het einde van de dag komt elke Gemeenschap, of die nu klein of groot is, samen bij de Heer om het Woord te beluisteren en zich tot Hem te richten in het gebed. De leerlingen kunnen niet anders dan aan de voeten van Jezus zitten, zoals Maria van Bethanië, om het “betere deel” te kiezen (Lc 10, 42) en van Hem zijn gezindheid te leren (vgl. Fil 2, 5).

Elke keer dat de Gemeenschap zich tot de Heer richt, maakt ze zich die vraag eigen van de anonieme leerling: “Heer, leer ons bidden!” (Lc 11, 1). En Jezus, meester in het gebed, antwoordt: “Wanneer jullie bidden, zeg dan: Abba, Vader”.

Wanneer we bidden, ook in de geslotenheid van ons eigen hart, zijn we nooit alleen of verweesd. Integendeel, we zijn leden van de familie van de Heer. In het gemeenschappelijk gebed wordt naast het mysterie van het kindschap, ook dat van de broederschap en zusterschap duidelijk.

De Gemeenschappen van Sant’Egidio, verspreid over de wereld, verzamelen zich op de verschillende plaatsen die gekozen zijn voor het gebed en brengen de hoop en het verdriet van de “uitgeputte en hulpeloze mensenmenigte” waarover het Evangelie spreekt (Mt 9, 37) bij de Heer. Deze oude menigte omvat de inwoners van onze hedendaagse steden, de armen die zich bevinden in de marge van het leven, en iedereen die wacht om als dagloner te worden aangenomen (vgl. Mt 20).

Het gemeenschappelijk gebed verzamelt de schreeuw, de hoop, het verlangen naar vrede, genezing, zin en redding, die beleefd worden door de mannen en vrouwen van deze wereld. Het gebed is nooit leeg. Het stijgt onophoudelijk op naar de Heer opdat verdriet verandert in vreugde, wanhoop in blijheid, angst in hoop, eenzaamheid in gemeenschap. En het rijk Gods zal spoedig temidden van de mensen komen.